DIP-tip 8: de marktrente heeft grote invloed op het variabel pensioen
Wat bepaalt nu de hoogte van het Aegon Uitkerend Beleggingspensioen? De beleggingsresultaten natuurlijk. Maar vaak wordt vergeten dat ook de marktrente een grote invloed heeft. Bij de start van het pensioen, bij de jaarlijkse herrekening én voor de vaste daling.

De marktrente speelt een niet te onderschatten rol
De hoogte van pensioen dat de klant maandelijks van ons ontvangt, wordt jaarlijks bepaald door een samenspel van meerdere factoren. De marktrente is een van de factoren.
Wat gebeurt er als de marktrente verandert?
- De marktrente is van belang voor het vaststellen van de kostprijs van het pensioen. Een beperkte wijziging van de marktrente leidt tot een relatief grote verandering van de kostprijs. En dus ook van de hoogte van het pensioen. Om het effect te beperken, dekken we het renterisico voor een groot deel af. Hiervoor gebruiken we een combinatie van het Aegon Diversified Bond Fund en het Aegon Liability Matching (LiMa) Fund.
- Het rendement op deze combinatie, en dan met name van het LiMa Fund, is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de marktrente.
- Daarnaast heeft de marktrente invloed op de hoogte van de vaste daling waarmee wij rekenen. Hierover lees je verderop meer.
Een wijziging van de marktrente heeft dus niet alleen direct gevolgen voor de kostprijs van het pensioen. Het heeft ook invloed op de hoogte van de vaste daling en op het beleggingsrendement. Informeer je klant hier dus goed over. En onderstreep dat je de ontwikkeling van de hoogte van je Aegon Uitkerend Beleggingspensioen niet één op één kan afleiden van de ontwikkeling van, bijvoorbeeld, de AEX.
De marktrente en de vaste daling
Bij het UBP rekenen we met een vaste daling. Dat betekent dat in de berekening wordt meegenomen dat het pensioen elk jaar met een vast percentage zal dalen. Hierdoor is de uitkering bij aanvang hoger dan bij een variabel pensioen zonder vaste daling. Vervolgens daalt het pensioen elk jaar (in de praktijk: het stijgt minder of het daalt meer dan een variabel pensioen zonder vaste daling), zodat de uitkering op latere leeftijd lager is dan bij een variabel pensioen zonder vaste daling. Dit heeft dus iets weg van de hoog/laag-variant bij een vast pensioen.
Op de lange termijn levert beleggen in het algemeen meer op dan de marktrente. Op grond daarvan is het wettelijk toegestaan bij het variabel pensioen te rekenen met een vaste daling. De gedachte is dat het toekomstig rendement zoveel hoger zal zijn dan de marktrente dat dat voldoende zal zijn om het pensioen jaarlijks gemiddeld te verhogen met ten minste het percentage van de jaarlijkse vaste daling. Uiteraard is het niet zeker of dat ook daadwerkelijk gaat gebeuren.
Er is een wettelijk maximum voor de vaste daling. Dat is afhankelijk van het percentage beleggingen in zakelijke waarden, waarbij met maximaal 35% rekening gehouden mag worden, en van de marge tussen een wettelijk voorgeschreven aandelenrendement en de marktrente.
De vaste daling kan alleen goedgemaakt worden door ‘overrendement’, oftewel als het rendement hoger is dan de marktrente. Bij een hogere marktrente is er minder overrendement dan bij een lagere marktrente. Daarom wijzigt de vaste daling als de marktrente die we voor de herrekening gebruiken, afwijkt van die van het jaar ervoor. Bij de herrekening wordt de nieuwe vaste daling toegepast op de hele resterende looptijd. De pensioenuitkering kan hierdoor een paar procent hoger (hogere vaste daling) of lager (lagere vaste daling) worden.
Hoewel de daling ‘vast’ heet, ligt het percentage van de daling in de toekomst dus niet vast. Dat is afhankelijk van de marktrente waarmee we rekenen, maar ook van het aandelenrendement waarmee we rekening mogen houden en de door onszelf per risicoprofiel vastgestelde maximale daling.
Wat verstaan we bij UBP onder ‘marktrente’?
Bij het vaststellen van de marktrente is ons uitgangspunt de Nominale rentetermijnstructuur van pensioenfondsen. We gaan uit van de laatste tabel die op 1 januari, op het moment van herrekenen, beschikbaar is. Voor de herrekening van 2023 had de laatste update op dat moment op 30 november 2022 plaats gehad. Deze tabel bevat rentes per looptijd van 1 tot 100 jaar. We zetten deze reeks om naar een rekenrente die gegeven kan worden als we rekening houden met het uitkeringsverloop. Dit is het uitkeringsverloop op basis van de gemiddelde leeftijd van onze deelnemers in het UBP. Het gewogen gemiddelde is de marktrente die we hanteren.
Tot slot
Niet alleen de marktrente speelt een rol in de aanpassing van de hoogte van de uitkering. We kijken eerst naar de waarde van de beleggingen op 1 januari. Met die beleggingswaarde doen we alsof we een nieuw levenslang pensioen met een vaste daling voor de klant kopen. De marktrente maar ook de gemiddelde levensverwachting zijn daarbij belangrijke factoren om te bepalen hoe hoog dat levenslange pensioen dan is. We maken deze berekening elk jaar opnieuw. Telkens met de beleggingswaarde, de marktrente, de vaste daling en de gemiddelde levensverwachting van dat moment. Om de gevoeligheid van de uitkering voor renteschommelingen te beperken, passen we een renteafdekking toe. Die zorgt voor (grote) wijzigingen in het pensioenkapitaal, maar heeft tot doel grote uitschieters als gevolg van rentewijzigingen in de pensioenuitkering naar boven of beneden te voorkomen. De beleggingswinsten of -verliezen in een jaar worden direct meegenomen in de berekening van de uitkering. We spreiden deze niet. Het voordeel van deze directe toevoeging is dat de klant meteen het positieve beleggingsrendement verwerkt ziet in de uitkering. Het nadeel is dat bij een slecht rendement de klant dit ook direct verwerkt ziet in de uitkering.